Je ziet de sporen van de gleufjes.
Zoek hetzelfde kaartje.
TRAPPEN-STOPPEN
Rood-groen signaal. Als het groen is mogen we met de voeten trappen. Maar als het rood is moeten we stilzitten.
SNEL EN TRAAG
Een auto rijdt sneller dan een fiets. Zien we de tekening van de auto dan moeten we heel vlug tikken met de ritmestokjes. Zien we de fiets dan moeten we trager tikken.
Met een fluojasje aan zien ze me goed op de straat
Ik kwam vandaag naar school: met de fiets of te voet of met de auto.
Manu kan (net zoals zijn papa) heel goed de fietsbanden oppompen.
Ons fietsvlaggetje uitknippen.